met de laatste bladeren –
een zonnig schouwspel.
De oorspronkelijke titel van deze blog was: ‘Wat is leven!’. Echter ‘leven’ houdt voor mij aan de ene kant het werkwoord leven in, in de zin van actief leven, tot zelfs leven in de brouwerij brengen. Aan de andere kant betekent het het zelfstandige naamwoord leven, in de zin van iets wat tot leven of levensvorm is gekomen, zoals een bloem en een idee dat vorm krijgt.
Mijn ervaring of levensles is dat dingen gebeuren en dat ik een soort zandkorrel ben die met de wind meebeweegt. De ene keer wordt ik met de wind naar links en dan weer naar rechts gezwiept en de volgende keer gebeurt er tijden niets en zegt men dat ik een woestijn ben en zien ze de zandkorrel over het hoofd en trappen erop. En toch verga ik niet en ben ik er elk moment altijd.
Dus is de titel ‘Wat is !’ geworden, waarbij ‘is’ een louter, ongericht en onbeperkt waarnemen is, zonder verwachtingen en zelfs zonder een aanwezigheid van mij. Een zien of waarnemen dat zonder beperking door welke gedachte dan ook plaatsvindt en het genieten van wat is in zich bergt.
De dood zat rusteloos met zijn zeis te spelen. In zijn eenzaamheid doodde hij zijn tijd, die hij eigenlijk niet had, omdat een voortdurende stroom van doden langs kwam. Het konden dode mensen, dieren, bloemen, planeten zijn. Hij was rusteloos door het feit dat deze doden voedsel waren voor ander leven, totdat ook zij ten doden waren opgeschreven en er niets meer overbleef, in ieder geval wat waarneembaar is. De dood vroeg zich af, maar ‘wat ben Ik dan’, dood of levend? Als ik dood ben dan ben ik toch nog leven voor iets of wat dan ook. Ben ik levend dan kan ik niet de dood zijn en als ik de dood niet ben, wat doe ik dan hier in Godsnaam en denkend: ‘Ben ik nu iets of ben ik niets?’
‘Ken Uzelve’ is een mooie uitspraak die door vele filosofen en wijzen wordt gebruikt. Zij geven meestal cryptische aanwijzingen waar je meerdere kanten mee op kunt en toch intrigeert mij deze spreuk. Zelf heb ik hem ook vaak gebruikt. Achteraf kan ik zeggen dat dit wel mooi en wijs klonk, maar wat het voor mij betekende wist ik eigenlijk niet. Het was makkelijk om dit te zeggen, als deelnemer aan een week zelfontwikkeling leek ik door zo’n uitspaak een hele filosofische piet. Een hele piet zonder diepere kennis van zaken, maar of de anderen dat door hadden?
In de loop der jaren is er wat licht op deze uitspraken gekomen; voornamelijk op het deel ‘Uzelve’.
Aanvankelijk dacht ik dat ‘Uzelve’ kennis was over iets in mijzelf wat ik nog niet kende. Door jarenlange innerlijke waarnemen van mijn denken, gevoelens of emoties ontdekte ik dat ik ze wel heb, maar ze niet ben. Een waarnemen dat onbeperkt, tijdloos, zonder ruimte en focus is, waarin je niet meer kunt spreken van een ‘Zelf’.
Dit was nog niet alles. Ook de objecten die ik tijdens het grasmaaien, wandelen, afwassen, letterhakken etc. waarnam leken niet afzonderlijk te bestaan en een te zijn met de omgeving, zoals een golf in de oceaan. Ze bestonden hooguit als een afspiegeling in mijn gedachten. Langzamerhand ontstond het inzicht dat zowel binnen als buiten mij een alles zijnde leegte is, die soms gedachten kunnen oproepen maar die niet de werkelijkheid zijn en waarin mijn waarnemen en ik als waarnemer oplost en de gedachte van ‘Zelf’ wegvalt.
Twee wijzen
Twee oude wijzen, Isa en Abu zaten op een bankje in de heerlijke middagzon te genieten van hun munt thee. Isa vroeg aan Abu ‘Wat heeft het leven jou gebracht?’ Abu antwoordde: ‘Als ik eerlijk ben, is het uiteindelijk het inzicht dat het gaat zoals het gaat.’ Isa keek verbaasd en zei: ‘Dat had ik niet verwacht van iemand die van ‘s morgens vroeg tot ‘s avonds laat werkt.’ ‘Ach, ’zei Abu, ‘ik verfde bijvoorbeeld een keer een muur en toen liet de kalklaag los die ik eerst weg moest halen om te kunnen verven. Onder deze laag zat een eeuwenoude muurschildering, waarvan het in originele staat terugbrengen veel geld kostte. Na jaren werd er aangebeld en wilde iemand, juist vanwege die muurschildering, mijn huis kopen voor veel meer geld dan ik van tevoren gedacht had. Zo ontdekte ik uiteindelijk tijdens het werken dat er niets voor niets gebeurt of het nu mislukking of succes betreft.’
Het regent al dagenlang. Door het raam van mijn slaapkamer zie ik de regendruppels naar beneden vallen. Het doet me wat. Misschien komt dat door de regelmaat waarmee de druppels vallen. Ze vallen naar beneden tegen een lichtblauwe lucht als een fijn lintgordijn waar geen einde aan lijkt te komen.
Uiteindelijk zie ik de druppels op het asfalt vallen en weer uit elkaar vallend omhoog spetteren. Het is vanachter mijn raam een onhoorbaar schouwspel van de natuur.
Ik vraag me af wat me zo roert. In ieder geval is er de stilte en ga ik op in het alleen maar kijken naar de doorzichtige druppels. Ik heb er geen woorden voor. Ik ben mij niet meer bewust van mijzelf en blijft slechts in verwondering kijken.
Hans en Egbert, twee vrienden, maken een wandeling in het bos en ze zien een paar jonge hertjes door het struikgewas lopen. Hans vraagt aan Egbert: ‘Wat voor dier zou jij willen zijn?’ ‘Volgens de horoscoop ben ik een leeuw, maar dat is niet het dier dat ik zou willen zijn. Een koe lijkt mij een mooi dier.’ antwoord Egbert. ‘Bedoel je zo’n koe die het hele jaar op stal staat en door een melkrobot automatisch wordt gemolken en tegelijkertijd zijn afgemeten eten krijgt?’, vraagt Hans. ‘Nee, meer een koe die lekker stil in de wei ligt te herkauwen en het groene gras klein houdt’, legt Egbert uit. Ad-rem reageert Hans, ‘Meer een filosoof op een gazonnetje dan een harde werker die wordt uitgemolken tot op het bot?’
Begin jaren tachtig heb ik leren mediteren. Het serene en het in zekere zin geheimzinnige ritueel vond gespreid plaats in diverse kamers. Meditatie was toendertijd bijzonder en gebeurde zeker niet op grote schaal.
In de eerste kamer leverde ik de meegebrachte offergaven in, zoals een zijden zakdoek, een bloem en fruit. In de tweede kamer kreeg ik instructie over de initiatie. Vervolgens werd ik geïnitieerd en ontving ik de mantra van een voor mij onbekende Engelsman. In de laatste kamer mediteerde ik voor het eerst. Er was iemand bij aanwezig waarmee ik de meditatie na afloop besprak.
Stilzwijgend werd er vanuit gegaan dat je de mantra met niemand deelde, want het was iets heiligs. Je wist ook niet of je een persoonlijke mantra had of een groepsmantra.
Later vernam ik dat ook een andere spirituele groep dezelfde mantra gebruikte. Toen ik jaren later voor het graf van Gandhi in New Delhi stond zag ik er de drie letters van de mantra pontificaal op staan. Het bijzondere ervan begon voor mij toen te verdwijnen. Dat werd nog versterkt toen ik bij de ingang van de grot van Vasistha zag hoe een Indiaas meisje in de openlucht door een swami hardop werd geïnitieerd.
Uiteindelijk is voor mij de mantra een samengestelde klank van drie letters die ik alleen in mijzelf hoef waar te nemen. Een klank die ik volg tot in de stilte, waarin de mantra en ik uiteindelijk afwezig zijn.
De twee mollen Diederik en Sari hebben afgelopen nacht tien molshopen gemaakt op het strakke gazon van de familie Jansen. Het naar buiten duwen van de aarde uit de ellenlange gangen was nog het minste van het graven. ‘En dat allemaal in het pikkedonker en in stilte’, zegt Diederik. ‘Ik hoorde alleen het schrapen van mijn nagels in de aarde’, antwoordt Sari. ‘Soms was het zo stil dat ik zelfs mijn hart hoorde‘, zegt Diederik daarop. ‘Heb je vanochtend de familie Jansen op het gazon zien zitten. Ik geloof dat ze mediteerden’, merkt Sari op. ‘O, ja. Wat is dat mediteren’, vraagt Diederik. ‘Gewoon op een stoel zitten, je ogen dicht en dan letten op het in- en uitademen.’, antwoordt Sari. ‘Daar heb ik geen stoel voor nodig. Als ik zie hoe ik aan het graven ben dan ben ik ook aan het mediteren.’, merkt Diederik glimlachend op.