Over admin

Andreas is een onderwijskundige; gespecialiseerd in Learning Design voor met name Management en Professional Development

Grasmaaien

Voor het eerst van mijn leven ging ik het gras maaien met een benzinegrasmaaier. Ik had van tevoren de handleiding van de grasmaaier op internet bekeken. Heel eenvoudig eigenlijk; een paar keer op het gele knopje van de choke drukken, de hendel ingedrukt houden en vervolgens aan het touwtje trekken. Nu dat ging als een fluitje van een cent. Hoewel het gras tien centimeter hoog was trok de grasmaaier er doorheen. Vervolgens koffiedrinken en een ander stuk grasveld maaien. Ik kreeg echter de grasmaaier niet gestart, hoe vaak ik ook chookte en aan het touwtje trok.

Ik had blijkbaar zo vaak aan het touwtje getrokken, dat het kapot geschuurd was en ik de werkplaats in moest om een nieuw touwtje in het trekmechanisme te monteren. Dat ging helemaal mis, de trekveer sprong er uit en daar zat ik met een meter uitgerolde trekveer. Uiteindelijk moest ik een nieuw trekmechanisme bestellen en na drie weken kon ik weer gaan grasmaaien. Helaas de grasmaaier wilde niet starten en ik dacht meteen nu is de grasmaaier helemaal kapot. Toevallig moest ik iemand bellen die er meer verstand van had en die herinnerde mij eraan dat je bij het starten tegelijkertijd de hendel ingedrukt moest houden en warempel de grasmaaier startte na twee keer aan het touwtje trekken. Ik was helemaal vergeten om de hendel ingedrukt te houden. Vreemd want ik had het in de handleiding gelezen en het ook al zo een keer gedaan. Ik was dit echt niet bewust vergeten en het me herinneren was me ook niet gelukt. Blijkbaar kun je het vergeten en herinneren niet zelf doen. De vraag komt dan op wie of beter gezegd wat is het dat zich herinnert en vergeet?

Blaadjes

Twee bruine blaadjes dwarrelen in de herfst ritselend naar beneden. Zegt het geelbruine blaadje tegen het andere donkerbruine blaadje: ‘Waar kom jij vandaan?’. Zegt het geelbruine blaadje: ’Ik kom van boven uit de top van de 100-jaar oude eik gevallen’. ‘Dat is ook toevallig‘, zegt het donkerbruine blaadje ‘Ik kom ook uit de 100-jaar oude eik gevallen, maar zat ergens beneden aan een takje. Vreemd dat we elkaar niet eerder ontmoet hebben’. Misschien kwam dat’, zei het geelbruine blaadje, ’dat we zo vast zaten aan ons eigen takje, dat we geen oog of oor voor elkaar hadden’

Geplaatst in Wat

Vers 22

Ramana Maharshi*:
“God geeft licht aan het denkvermogen en straalt daarin van binnenuit. Behalve door het denken naar binnen te richten en het in God te laten verzinken, is er met het denkvermogen geen weg naar God.”

Als ik voorheen weer eens een nieuwe spirituele tekst las dan probeerde ik dat in te passen in mijn kennis van vorige teksten. Ik zei dan bij mijzelf ‘dat herken ik’ en was het verder voor mij klaar. Ik bedoel theoretisch klaar in mijn gedachten en onderzocht ik het verder niet meer.
Ik las bijvoorbeeld regelmatig ‘het leven is een spel (lila)’. Echt begrijpen deed ik het niet. Wanneer ik zo om mij heen keek in het dagelijks leven dan was het in mijn gedachten vooral een strijd om de sterkste, de slimste of mooiste te zijn.
Het naar binnen richten van het denken om in God te verzinken gebeurde niet. Ik onderzocht helemaal niet wat de bron van deze drie aspecten zou zijn; wat er voorbij de sterkste, slimste en schoonste is.

* uit: Ramana Upanishad, samengesteld en vertaald door P. Renard, uitg. Servire, 1999, ISBN 90 7668 101 5, pag.144.

Vers 21

Ramana Maharshi*:
“Wat is de waarheid van de teksten die verkondigen dat het zien van het Zelf het zien van God betekent? Hoe kan er sprake zijn van het zien van je eigen Zelf, dat immers één is zonder tweede?
Als dit zien niet mogelijk is, hoe is het zien van God dan mogelijk?
Uitsluitend door voor Hem een prooi te worden.”

God schiep de mens naar zijn evenbeeld. Het lijkt mij een ijdel persoon. Als ik in de spiegel kijk dan zie ik wel een ijdel persoon, die graag zijn haar goed heeft zitten. Moeilijker vind ik het als mijn vrouw naast me staat. Wie is dan het evenbeeld? Zij of ik. En hoe zit het met een Surinamer of Chinees die lijken helemaal niet op elkaar.
Dit nodigt uit om verder te kijken dan het uiterlijk en ook het innerlijk want daar bestaat ook een diversiteit van. Het uiterlijk en innerlijk zijn dan een soort richtingsaanwijzers naar een gemeenschappelijke bron die echter onbekend is. Dan blijft het louter waarnemen zonder iets te willen over en wachten, als een prooi van God, tot de bron zich spontaan in het leven aandient.

* uit: Ramana Upanishad, samengesteld en vertaald door P. Renard, uitg. Servire, 1999, ISBN 90 7668 101 5, pag.143.

Vers 20

Ramana Maharshi*:
“Iemand die God ziet zonder het altijd-ziende Zelf te zien, ziet alleen een mentale voorstelling.
‘Het Zelf zien is God zien’, wordt wel gezegd.
Alleen hij die het ‘ik’ verliest en de grond ervan ziet, het Zelf, heeft God gevonden – het Zelf is immers niet iets anders dan God.”

Als ik op vakantie ben dan ga ik graag naar kathedralen en van die kleine kerkjes in België, Frankrijk of Duitsland. In Brugge is er een verscheidenheid van kerken en allemaal met een eigen verhaal. Ik kijk dan vooral naar de glas-in-lood ramen, de beelden van heiligen of schilderijen van o.a. de kruisweg.
Toch blijft het allemaal een beetje op een afstand, hoewel ik het historisch begrijp, lukt het me niet om Jezus als zoon van God te zien en voel ik ook geen werkelijke innerlijke verbondenheid. Ik bedoel dat al die beelden, ramen en schilderijen met zijn afbeelding voor mij op een afstand blijven en toch voel ik mij ertoe aangetrokken.

* uit: Ramana Upanishad, samengesteld en vertaald door P. Renard, uitg. Servire, 1999, ISBN 90 7668 101 5, pag.143.

Vers 19

Ramana Maharshi*:
“Degenen die discussies voeren over wat uiteindelijk de doorslag geeft: lotsbestemming of vrije wil, hebben geen weet van de Bron van zowel lot als vrije wil.
Zij die het Zelf kennen als de Bron van lot en vrije wil, zijn vrij van beide. Zullen zij er dan nog in verstrikt raken?”


Jaren geleden was mijn zoveelste relatie uit gegaan. Uiteindelijk ging het om kleine dingen, maar die ene druppel was teveel geweest. Na een paar maanden was ik er weer bovenop en kon mij volledig weer inzetten voor het retraitecentrum dat ik met haar had opgezet.
Ik lag ’s avonds vroeg in bed en overdacht bij mezelf wil ik wel een nieuwe relatie en dan weer zo’n zelfde traject van verliefdheid, lief zijn voor elkaar en uiteindelijk uit te komen bij ‘was sich liebt das neckt sich’.
Alles overwegend besloot ik monnik op het centrum te worden en zo verder te leven. Dat leek me ook het beste voor het centrum; ik wilde een voorbeeld zijn van overgave aan het spirituele.

Het liep anders. Ik bezocht in verband met de gemeenteraadsverkiezingen een oude vriendin en na wat met elkaar gesproken te hebben namen we bij de deur met een kus afscheid. Op een gegeven moment stonden we echter bij de deur innig te zoenen en was liefde toegeslagen zonder dat ik dat überhaupt in mij opgekomen was. De wegen van het leven blijken ondoorgrondelijk.

* uit: Ramana Upanishad, samengesteld en vertaald door P. Renard, uitg. Servire, 1999, ISBN 90 7668 101 5, pag.143.

Vers 18

Ramana Maharshi*:
“Zowel zij die het Zelf gerealiseerd hebben alsook zij die dat niet hebben, beschouwen de wereld als werkelijk. Maar de niet-gerealiseerde houdt de maten van de wereld voor de grenzen van de Werkelijkheid, terwijl voor degene die het Zelf gerealiseerd heeft, de Werkelijkheid straalt als vormloze Volmaaktheid en Bestaansgrond van de wereld. Dat is het verschil tussen beide.”


Op YouTube staan filmpjes, waarop je kunt zien hoe het leven in elkaar zit. Er wordt bijvoorbeeld ingezoomd op een plant en steeds verder ingezoomd tot je alleen nog maar bewegende kleuren of licht ziet. Zo wordt ook uitgezoomd op het heelal en steeds weer verder en ook daar zie je tenslotte bewegende kleuren of licht. De plant en het heelal lijken op elkaar als vormeloze bewegingen, dat heel precies in elkaar steekt.

Toch praten we niet over de planten en het heelal in dezelfde woorden, want dat wordt dan moeilijk met elkaar praten en spreken we van hyacint, beuk, maan, zonnestelsel. Soms noemen we dit zelfs Goddelijk.

 

* uit: Ramana Upanishad, samengesteld en vertaald door P. Renard, uitg. Servire, 1999, ISBN 90 7668 101 5, pag.142.

Vers 17

Ramana Maharshi*:
“Zowel wij die het Zelf gerealiseerd hebben alsook zij die dat niet hebben, duiden het lichaam aan met het woord ‘ik’. Het ‘ik’ van de niet-gerealiseerde blijft echter beperkt tot de omvang van het lichaam, terwijl voor degene die het Zelf in het lichamelijk bestaan gerealiseerd heeft het ‘ik’ als het onbegrensde Zelf straalt.”

Toen ik tien jaar was speelde ik heerlijk met mijn vriendje in de tuin. Hij moest gaan eten en ik bleef achter. Ik ging onder een grote dennenboom met lage takken liggen en keek uit over het grasveld naar de andere kant waar ook enkele bomen stonden. Meestal had ik geen belangstelling voor bomen en mijmerde ik bijvoorbeeld over hoe we in de zandbak nog beter tunnels konden maken om er balletjes door te laten rollen.

Opeens zag ik de takken van de bomen aan de overkant en had daar geen associaties bij. In die stilte van het zien besefte ik dat de natuur en het hele leven goed was zoals het was; een soort natuurlijk aanwezig zijn van alles en iedereen.

 

* uit: Ramana Upanishad, samengesteld en vertaald door P. Renard, uitg. Servire, 1999, ISBN 90 7668 101 5, pag.142.

Vers 16

Ramana Maharshi*:
“Kunnen tijd en ruimte los van ons bestaan? Als wij lichamen zijn, zijn wij beperkt door tijd en ruimte. Maar zijn wij lichamen?
Wij zijn één en dezelfde, nu, toen, ooit, hier, daar en overal. Wij zijn uitsluitend tijdloos en plaatsloos Zijn.”

Laatst wandelde ik in het bos op de Hoge Veluwe en genoot van de boslucht en de herfstkleuren. Op een gegeven moment merkte ik dat mijn voeten, beter gezegd voetzolen, de grond raakten. Ik liep verder en voelde hoe mijn voeten de grond raakten.
Ik zag het bos niet meer en ook de tijd die verstreken was tijdens dat stukje wandelen was er niet. Het voelen van mijn voeten op de aarde verdween spontaan op het moment dat er helemaal geen gedachten meer waren en het benoemen van wat gebeurde, het wandelen in al zijn facetten, was uit mijn gedachten.

* uit: Ramana Upanishad, samengesteld en vertaald door P. Renard, uitg. Servire, 1999, ISBN 90 7668 101 5,  pag.142.

Vers 15

Ramana Maharshi*:
“Verleden en toekomst vinden hun bestaansgrond in het heden. Als zij zich afspelen, gebeurt dat in het heden.
De poging om verleden en toekomst te begrijpen terwijl het heden onopgemerkt blijft, is als proberen te tellen zonder het getal één.”

Ik weet nog goed dat ik in mijn stoel zat en moest denken aan mijn relatie die een week daarvoor uitgegaan was. Ik was een en al verdriet in die stoel. Ik zou ook nooit of in ieder geval moeilijk weer een vriendin kunnen krijgen. Ik zou eerst moeten afkicken, waarna er volgens mij weer ruimte voor een relatie zou kunnen ontstaan.
Het denken over de oude of nieuwe relatie wisselde van moment tot moment af.
Plotseling besefte ik dat ik in de stoel zat en er op dat moment niets anders was dan het zitten in de stoel en dat het nadenken geen zin had en het aanwezig zijn in de stoel op dat moment voldoende was.

* uit: Ramana Upanishad, samengesteld en vertaald door P. Renard, uitg. Servire, 1999, ISBN 90 7668 101 5, pag.141.

Vers 14

Ramana Maharshi*:
“Zolang de eerste persoon, ík’, bestaat, zullen ook de tweede en derde persoon, ‘jij’ en ‘hij’ bestaan. Door een diepgaand onderzoek te doen naar de ware aard van het ‘ik’, lost het ‘ik’ op, en daarmee ook ’jij’ en ‘hij’. Wat blijft is het Absoute Zijn: dat is de natuurlijke staat (sahaja).”

Hoe vaak heb ik niet gedacht ‘Wat een slomerik, dat hij de straatkrant verkoopt.’ of ‘Kan hij zijn spullen niet opruimen, de luiaard.’ of ‘Kijk eens hoe je je kleed, ben je helemaal gek.’ Ik blijk allemaal meningen te hebben; vooral wanneer er een fysieke afstand tussen de ander en mij is; anders gezegd wanneer de ander op dat moment niet aanwezig is.
Ik vind het dan telkens weer verrassend dat als ik tegenover iemand sta en dat ik dan gewoon luister. Mijn mening valt in dat louter luisteren helemaal weg. Er is dan geen label meer van slomerik, luiaard of gek; er is geen verschil meer tussen de ander en mij.

* uit: Ramana Upanishad, samengesteld en vertaald door P. Renard, uitg. Servire, 1999, ISBN 90 7668 101 5, pag.141.