Vers 10

Ramana Maharshi*:
“Gewone kennis gaat altijd vergezeld van onwetendheid, en onwetendheid kan ook niet los van deze kennis bestaan. Het enige werkelijke Kennen is datgene waardoor het Zelf gekend wordt; dit wordt duidelijk door te onderzoeken aan wie zowel kennis als onwetendheid zich voordoet.”

Ik ging een paar jaar geleden op vakantie naar Zweden. Ik wist waar dat lag en wat de hoofdstad was. Ook dat er veel meren en naaldbossen zijn. Dat was het enige. Eigenlijk wist ik het meeste dus niet, maar ik wilde het een keer gezien hebben. Uiteindelijk ontdekte ik de meren en naaldbossen. Vooral de zeer vele kleine meren en daaromheen kilometers bossen. Nu wist ik het echt; eentonigheid ten top, hoewel elk meertje anders en onbekend voor mij was leken alle meertjes op elkaar.
Natuurlijk was dat niet zomaar. Ik had een bepaald beeld van de meertjes in mijn geest gemaakt en daar voldeden alle meertjes aan. Eigenlijk keek ik na het zoveelste meertje niet meer naar het meertje, maar plaatste het onmiddellijk in dat kader. Een soort geestelijke opslagplaats van indrukken, waardoor ik naast de werkelijkheid keek.

* uit: Ramana Upanishad, samengesteld en vertaald door P. Renard, uitg. Servire, 1999, ISBN 90 7668 101 5, pag.140.

Vers 9

Ramana Maharshi*:
“Alle paren van tegenstellingen en alle drievuldigheden, zoals ziener, zien en geziene, kunnen alleen bestaan dankzij het Ene. Zij vallen weg zodra je in jezelf die Ene Werkelijkheid ziet.
Degenen die dit ervaren weten wat werkelijk is – zij kennen geen twijfel.”

Het is onvoorstelbaar hoeveel fotografen er zijn en die ook nog allemaal andere situaties fotograferen. De een maakt modefoto’s of oorlogstaferelen, de ander straatgezichten van mensen in armoedewijken of luxe huizen en weer een ander van bloemen in hun volle pracht of juist van afval. De fotografen en ook de schilders maken niet alleen afbeeldingen van mooie taferelen, maar hebben ook het ‘verval’ of het ‘lelijke’ in hun kunstwerken gebruikt.
Ik moet eerlijk bekennen dat het voor mij ook steeds moeilijker wordt om iets af te wijzen omdat het zo lelijk zou zijn. Soms ga ik helemaal uit mijn bol van een paar grassprieten of een schaal met lege eierdopjes. Ik weet niet wat het is, het lijkt of elk oordeel of iets mooi of lelijk is op zo’n moment afwezig is en lijk ik op te gaan in het stil genieten.

* uit: Ramana Upanishad, samengesteld en vertaald door P. Renard, uitg. Servire, 1999, ISBN 90 7668 101 5, pag.139

Vers 8

Ramana Maharshi*:
“Met welke naam en in welke vorm de Absolute Werkelijkheid ook wordt vereerd, het zijn allemaal slechts middelen om het Volmaakte Zijn, dat zonder naam of vorm is, te verwezenlijken. Werkelijke verwezenlijking is er alleen wanneer je jezelf kent als die Werkelijkheid – wanneer je er volledig mee versmolten bent
.”

Sinds een aantal jaren hebben wij een kerstgroep van houten figuren. Tijdens een vakantie in de Harz in Duitsland kwamen we toevallig terecht in een winkel met houtsnijwerk van een familie die al 300 jaar figuren uit hout sneed. We zochten voor onze gipsen heilige familie een bijpassende engel met zo’n bannier ‘In excelsior Deo’. Uiteindelijk hebben we de gipsen beeldjes weg gedaan en in de loop der jaren steeds meer houten kerstfiguurtjes gekocht.
Telkens wanneer ik naar een dergelijk figuurtje kijk zie ik 300 jaar vakmanschap in de details en kleurgebruik en word ik overdonderd door de schoonheid, die ik zelfs niet kan beschrijven.
Alleen al het zien van de houten kerstfiguurtjes maakt mij bescheiden en stil, waardoor zelfs ik er niet meer ben.

* uit: Ramana Upanishad, samengesteld en vertaald door P. Renard, uitg. Servire, 1999, ISBN 90 7668 101 5, pag.139.

Vers 7

Ramana Maharshi*:
“Hoewel de wereld en het waarnemen ervan samen verrijzen en samen verdwijnen, is het uitsluitend door het waarnemen dat de wereld verrijst. De bron waaruit de wereld en het waarnemen ervan beide verrijzen en waarin ze weer verdwijnen, is de Volmaakte Werkelijkheid, die zonder begin en zonder einde stralend is.”

Ik was laatst tijdens de jaarlijkse Uitmarkt in Amsterdam naar een repetitie van harpiste Lavinia Meijer en pianist Michiel Borstlap in het Concertgebouw. Ik ben niet zo’n liefhebber van klassieke muziek, omdat ik mij gauw verveel in de kakofonie van geluiden. Dit keer was het anders.
Onverwachts luisterde ik, zonder dat ik dat van te voren bedacht had, naar de stiltes die aan de noten voorafgingen. De noten zelf waren helderder en geen kakofonische aaneenschakeling meer. Ik kon nu mede door de stilte genieten van het spel.
Ik begreep ook dat musici soms na hun laatste noot in stilte blijven wachten voor ze opstaan om het applaus van het publiek in ontvangst te nemen. Deze stilte is onderdeel van een muziekstuk; zonder die stilte is er een kakofonie van geluid.

* uit: Ramana Upanishad, samengesteld en vertaald door P. Renard, uitg. Servire, 1999, ISBN 90 7668 101 5, pag.138/9.

Vers 6

Ramana Maharshi*:
“ De wereld is iets anders dan een belichaming van objecten der vijf zintuigen. Dat wat door middel van de zintuigen de wereld waarneemt is uitsluitend het denkvermogen – de wereld is dus niets anders dan het denken. Want kan er zonder het denken een wereld zijn?”

Mijn oren, huid, ogen, tong, en neus zijn als het ware mijn voelsprieten in het leven. Wat mij is opgevallen is dat het lijkt alsof ik slapend door het leven ga en weinig waarneem van wat er zoal gebeurt in mijn leven. Zo moet ik soms plotseling remmen omdat ik de auto van rechts niet heb gezien, of stoot ik een glas op het aanrecht om omdat ik ondertussen denk aan de heerlijke koffie uit de koffiepot die ik in mijn handen heb.
Het onverwachts remmen en het omvallen van het glas maakten mij wakker en lieten mij beseffen dat ik er ook ben, zonder dat ik waarnam wat er gebeurt of daar weet van heb.
Hoewel het leven elk moment plaatsvindt, bestaat deze pas voor mij wanneer mijn geest wakker is.
Om dit slapend-door-het-leven-gaan te vermijden ging ik me met aandacht richten op het werk dat voor mij lag. Zo ontdekte ik onverwachts dat mijn handen gewoon de afwas deden, zonder dat ik mijn vingers instrueerde hoe dat te doen. Het was louter afwassen. Ik hoefde het niet te benoemen of er over te oordelen; het werk gebeurde vanzelf.

* uit: Ramana Upanishad, samengesteld en vertaald door P. Renard, uitg. Servire, 1999, ISBN 90 7668 101 5, pag.138.

Vers 5

Ramana Maharshi*:
“ ‘Het lichaam’ is een term voor het geheel van de vijf omhulsels, gradaties van verfijning van lichaam, denken en voelen. Als dit lichaam er niet zou zijn, kan de wereld dan bestaan? Heeft ooit iemand zonder de wereld dan bestaan? Heeft ooit iemand zonder lichaam een wereld gezien?”

YouTube en TV besteden veel aandacht aan het lichaam en de verzorging en opmaak daarvan. En wat te denken van al die emotie-TV of emotionele uitspraken op Facebook.
Je gaat denken dat je dat lichaam moet zijn en vooral je emotionele kant moet laten zien, want anders lijk je niet mee te tellen of te bestaan. Er is niets mis mee met deze cosmetische emotionele wereld, maar geeft dít alleen zin aan ons leven?
Ik heb nu voor de derde keer uitzaaiingen in mijn lichaam. Overdag ben ik er in mijn gedachten af en toe mee bezig en kom dan tot het besef dat ik meer ben dan het lichaam en mijn gedachten. Door mijn gedachten te laten voor wat ze zijn, geniet ik meer van het leven en ben ik me meer gewaar van de kleine dingen. Ik hoor en zie meer in het leven, zonder dat ik mij daar specifiek op richt.

* uit: Ramana Upanishad, samengesteld en vertaald door P. Renard, uitg. Servire, 1999, ISBN 90 7668 101 5, pag.138.

Vers 4

Ramana Maharshi*:
“Zolang je jezelf ziet als een bepaalde vorm, zullen de wereld en God ook vorm hebben. Maar als je zelf vormloos bent, wie is het dan die vormen ziet?
Kan er zonder een oog iets gezien worden?
Het Zelf is het oog, het Onbeperkte Oog.”

Zondags liep ik, als jongetje van zeven jaar, in mijn mooie pakje samen met mijn ouders en het halve dorp over het asfaltpad naar de kerk om de mis te gaan volgen. Jezus hing achter het altaar aan het kuis en de heilige geest werd verbeeld door een duif met vleugels. God zelf was in mijn gedachten voor mij een man met baard op een wolk, nooit een vrouw. Soms zag je dit op een schilderij.
Verrassend is het dat deze beelden van mijzelf, de wereld en God meestal niet aanwezig waren als ik bijvoorbeeld door de week langs de kerk liep of fietste. Ten eerste was ik meestal in gedachten verzonken over of mijn vriendjes al op het voetbalveld waren en zag ik niemand en niets om mij heen. Hoewel het er allemaal was, was het er voor mij niet, zag ik het niet.
Het lijkt net autorijden, waarbij je op je bestemming bent aangekomen en de hele weg daar naar toe niet hebt gezien. Ook je eigen lichaam heb je niet gezien, hoe bijvoorbeeld de handen het stuur draaien. En toch functioneren je ogen en handen, zonder dat je je daar bewust van bent. Vreemd; het gebeurt vanzelf.

* uit: Ramana Upanishad, samengesteld en vertaald door P. Renard, uitg. Servire, 1999, ISBN 90 7668 101 5, pag.138.

Vers 3

Ramana Maharshi*:
“Wat heeft het voor zin om meningen te uiten zoals ‘de wereld is echt’ of ‘nee, het is illusie’, ‘het is het bewustzijn zelf’ of ‘nee, onbezielde materie’, ‘het is geluk’ of ‘nee, een tranendal’?
Het vertoeven in de staat waar ‘ik’ noch wereld bestaan, maar slechts het Zelf, voorbij de opvattingen van eenheid of dualiteit, is voor iedereen aanvaardbaar.”

Hoe vaak heb ik ook niet gezegd ‘Alles is één’ of ‘Alles is liefde’. Uitspraken die mooi klinken, maar die ik feitelijk niet begreep; hooguit als een spirituele gedachte.
Ik zei drie maal tegen mijn vriendin dat ik van haar hield. Eigenlijk was dat meer om mezelf te overtuigen dan haar. Later begreep ik dat pure liefde niet in woorden te vatten is. Liefde overkomt je; is niet ik en de ander, maar meer een onverwachts opgaan in elkaar, waarbij geen woorden zijn.

* uit: Ramana Upanishad, samengesteld en vertaald door P. Renard, uitg. Servire, 1999, ISBN 90 7668 101 5, pag.137.

Vers 2

Ramana Maharshi*:
“Alle religies gaan uit van het bestaan van het individu, de wereld en God, als drietal, hoewel het uitsluitend de Ene Werkelijkheid is die zich als deze drie manifesteert. Deze drie zullen als verschillend worden gezien zolang het ‘ik‘ standhoudt. Daarom is het vertoeven als Zijn-op-zich, waarin het ‘ík’ is opgelost, de beste staat.”

Ik zie me als klein jongetje in Brabant naar de kerk gaan om de mis te volgen. De buurman was dominee en wat terug getrokken. De buurman aan de andere kant was joods en gaf ons met Pasen altijd van die heerlijke krakende matzes. Drie verschillende mensen die in dezelfde straat naast elkaar woonden en die ieder op hun eigen wijze God aanbaden. Het lijkt me niet dat er drie verschillende Goden zijn, hooguit drie verschillende menselijke invullingen van die ene God.
Vanuit ieders gezichtspunt lijken we verschillende individuen, die op dezelfde aardbol wonen met dezelfde lucht, aarde en water en God. We hebben blijkbaar meer gemeenschappelijk dan we op het eerst zicht zien. Elk golfje is anders en toch is er één zee waarin de golfjes opgaan.

* uit: Ramana Upanishad, samengesteld en vertaald door P. Renard, uitg. Servire, 1999, ISBN 90 7668 101 5, pag.137.

Vers 1

Ramana Maharshi*:
“Vanuit onze waarneming van de wereld komen wij tot de erkenning van een uniek Eerste Beginsel, met onbeperkte vermogens tot manifesteren.
De beelden op het filmdoek, het doek zelf, de toeschouwer, het licht dat het geheel belicht – dit alles is Dat, het Ene.”.

Het is spitsuur op het station. Ik zie jong en oud, gehandicapt en sportief, dun en dik, geel, wit en zwart, man en vrouw, Arabier, Chinees en Westerling, gekleed in alle kleuren van de regenboog, korte en lange rok of jas. Iedereen toont zich weer anders, zowel wat lichaamsbouw als kleding betreft.
Iedereen loopt langs en door elkaar; het lijkt wel een kippenhok, waar iedereen zijn weg gaat, zonder de ander ondersteboven te lopen. Soms gebeurt het toch en is een sorry voldoende om verder te gaan. Het lijkt een chaos en toch gaat het van een leien dakje.
Het blijft wonderbaarlijk wat er in de wereld allemaal tegelijkertijd gebeurt. Als je het zelf zou regisseren dan zou alles in gebaande wegen plaatsvinden, maar niet ongebaand zoals het op een station toegaat en wat zo te zien helemaal op elkaar is afgestemd zonder menselijke tussenkomst.

* uit: Ramana Upanishad, samengesteld en vertaald door P. Renard, uitg. Servire, 1999, ISBN 90 7668 101 5, pag.137.