Je weet niet wat je tegenkomt wanneer je gaat papier prikken. Het afgelopen half jaar lagen er vier lege lachgasflessen in het gras, sommige met kartonnen verpakking en al. Je denkt nog zal ik ze maar laten liggen, ze moeten het zelf maar opruimen. Dat gebeurt natuurlijk nooit, ze zijn niet voor niets langs de kant van de weg achter gelaten.
Het lachen vergaat je meteen wanneer je die flessen opraapt; ze zijn veel zwaarder dan een campinggasfles.
En dan moet je ze ook nog mee naar huis nemen; om ze vervolgens naar een inzamelpunt te brengen; met andere woorden nog minimaal een half uur met je meeslepen, want in een afvalcontainer kun je ze niet gooien. Ik weet niets van dat soort flessen en vraag me telkens af zijn ze niet gevaarlijk voor kinderen die ze toevallig vinden. Waarschijnlijk niet, maar ik weet het niet.
Allerlei bezwaren gaan door mijn hoofd of beter gezegd door mijn gedachten. Om bij de gedachten weg te blijven richt ik mijn aandacht op wat voor mij ligt, de gasfles. Hoewel, is de aandacht wel gericht? Ik zie de gasfles niet in zijn totaal en ook niet heel de waarschuwing op de gasfles, of één woord, zelfs niet één hele letter. Ja, in mijn hoofd komt het woord wel naar boven, maar het hoofd of de geest prikt geen papier, dat gebeurt door het fysieke lichaam. Het is eigenlijk een spel van woorden wat ik zie in plaats van het papier of de prikker.
Gedachten die overigens energie kosten, nog los van de daarbij naar boven komende boosheid die ook in mijn geest oprijst. Al dat commentaar levert echter geen bijdrage aan het opruimen van de lachgasflessen, hooguit legt het een sluier over mijn wens voor een betere wereld, waarin ik gevangen zit en steeds dieper vast kom te zitten