Zoeker

Onderzoek naar ‘Ken Uzelve’ (pelgrim 4 van 7)

Vlak bij Haridwar in India ligt de rustige Auroville Ashram waar de olifanten soms huis hielden. Ik zag daar het houten plankje hangen in een boom met de tekst ‘Werk is meditatie’, een uitspraak van ‘the Mother, levensgezellin van Aurobindo. Was dit nu de tekst waar ik onbewust naar op zoek was? Het werken met aandacht kende ik wel, maar dat dit ook meditatie was, had ik nog nooit zo gezien. Meditatie was voor mij je verbinden met iets hogers. Hoe zat dat dan met werk? Het sprak mij aan en ik draag de tekst nog steeds met me mee.

Acht jaar na het bezoek aan Sathya Sai Baba was ik weer in India voor de stichting Filosofie en Meditatie. Een aantal jaren achtereen bezochten we daar enkele ashrams en een aantal door een Indiase stichting gesponsorde schoolprojecten. Deze stichting was ontstaan nadat twee onderwijzers, die dagelijks langs een paar kinderen kwamen die schoenen poetsten en met hen een gesprekje aangingen. Ze vroegen aan hen: ‘Waarom poetsen jullie schoenen en gaan jullie niet naar school?’ Ze werkten op straat zodat het gezin wat inkomsten had en eten kon kopen. Uit deze ontmoeting ontstond het project Prakash, dat ‘van duisternis naar licht’ betekent en tot doel had om kinderen op een informele manier in hun eigen buurt te onderwijzen, waarna ze eventueel konden instromen in het reguliere onderwijs. Daarnaast ontstonden ook naaiklasjes voor vrouwen die dan uniformen voor deze kindertjes konden maken. Zij kregen vaak, na twee jaar en het behalen van hun diploma, een handnaaimachine, waardoor deze vrouwen uiteindelijk een eigen bedrijfje zouden kunnen starten.
Ik zou foto’s maken van deze reizen. Een tempel of de omgeving fotograferen was niet zo moeilijk. Pas toen ik geconfronteerd werd met kleine kinderen die bedelden op een smalle hangbrug of op elkaar gepakt les kregen in een kleine huiskamer werd ik gegrepen door schaamte. Zeker als ik hen in hun oogjes keek die blijdschap uitstraalden. Ik die uit het rijke westen kwam en zo nodig foto’s moest maken van arme kinderen. Na een paar dagen kon ik mijn schaamte opzij zetten vanuit de wetenschap dat zij die in Nederland de sponsorgelden hadden geschonken gemotiveerd zouden blijven om te geven wanneer ze deze foto’s zouden zien. We bezochten diverse informele scholen in de sloppenwijken, het enthousiasme van de kinderen en de vrijwilligers die les geven, was opvallend. Op een keer kwam een vrijwilliger van een een dergelijk schooltje, dat weggestopt zat onder grote afvoerpijpen, in een oranje trui (wist hij dat we uit Nederland kwamen?) naar ons toe met het presentieboek. Wat opviel was dat er bij sommige kinderen geen kruisje in de kolom aanwezigheid stond. We vroegen: ‘Waar zijn deze kinderen?’ De onderwijzer antwoordde dat ze waarschijnlijk overleden waren. Ik voelde me zeer opgelaten, maar besefte ook de kracht die van deze mensen uitging om door te gaan. Ik besefte dat ze niet zozeer ons geld als wel onze aandacht en interesse nodig hadden om vol te houden. Ik zag de inzet en het enthousiasme van India zelf; zij hebben ons niet nodig om zich te ontwikkelen, dat kunnen ze heel goed zelf. Zeker als je bedenkt dat er zeer veel miljonairs zijn; de verdeling is echter scheef en het kastensysteem werkt ook niet in het voordeel van de minder bedeelden.

We bezochten diverse ashrams, ondermeer de Sivananda Ashram en de Vanamali Ashram bij Rishikesh. De laatste had twee miniatuur tempels, reproducties van de tempels in Kadarnath en Badrinath gelegen in het Himalayagebergte. Pelgrims die moeilijk te been waren of te oud hoefden dan niet de bergen in, maar konden bij haar drie maal om deze tempeltjes lopen. Dagelijks hoorden je meerdere malen de klok luiden wanneer de pelgrims hun rondjes liepen.

Wat me vooral is bijgebleven is Vanamali zelf, altijd in het lila gekleed, die elke ochtend een puja of offerdienst hield. Hiermee vereerde zij Krishna door ondermeer bloemblaadjes zorgvuldig in telkens een ander patroon op haar kleine huisaltaar te leggen, de eerder gemaakte middagmaaltijd met water te besprenkelen, de lucht met een kwast te zuiveren en met een wierookvaatje langs de beeldjes en andere objecten op het altaar te gaan. In feite heel herkenbaar voor mij uit de katholieke mis die ik als kind had gevolgd, waarin ook met water werd gesprenkeld, met het wierookvat werd geslingerd en hosties werden uitgereikt aan mensen. Ik was getroffen door haar volledige overgave aan dit ritueel, waarin ze in stilte opging in haar handelingen en gebeden. Ik herinner me nog steeds haar diepe ogen en stille gestalte wanneer zij een lichtoranje stip op mijn voorhoofd aanbracht. Bij elke puja dacht ik: ‘Ga ik iets bijzonders ervaren? Nee, dat gebeurde niet, maar het voelde als een eer om deze puja en dan vooral haar toewijding mee te maken. Ik vroeg mij af: ‘Zou ik door het richten van mijn aandacht deze toewijding ook in mijn dagelijkse handelingen kunnen leggen?’ Een toewijding die me dichter bij het goddelijke of absolute of mijn wezen zou brengen?
Deze volledige overgave was ook aanwezig bij het wassen van het beeld van Sri Krisna in de Sivananda Ashram. Dit werd gedaan door een aantal elkaar steeds verdringende monniken, die water met een emmer over het stenen beeld van Krishna plensden; bepaald niet verfijnd, zoals bij Vanamali.
Dit ging ook zo bij de initiatie van aanstaande monniken in dezelfde ashram. Zij zaten met zijn allen rond een vierkant gat met een houtvuur. Samen reciteerden zij 108 keer een slogan en gooiden daarbij regelmatig olie op het vuur. Op een, laat maar zeggen, mannelijke manier. Dit is het verbazingwekkende van India, dat er zo veel verschillende religieuze belevingen zijn, van ingetogen tot euforisch. Je kunt zeggen dat iedere Indiër een eigen geloof heeft. Kwam ik nu dichter bij mijzelf of bij God? Ja, in de zin dat me duidelijk werd dat iedereen een eigen weg heeft te gaan, zo ook ik.

Op onze bezoeken kwamen we ook in contact met een swami met een volle bos krulhaar, zoals Sai Baba, die ook de informele schooltjes sponsorde. De swami, die meer leek op een soort manager met drie telefoons en naast hem een jonge Amerikaanse secretaresse, nodigde ons uit om s’ avonds mee te doen met zijn puja op de trappen aan de oever van de Ganges. Tijdens de puja, waarbij zijn stem luidkeels uit de speakers galmde, nodigde hij ons uit om ook zijn zevenarmig en stevig druipende kandelaar heen en weer te zwaaien en een bootje van palmbladeren in de Ganges te zetten. Ik dacht meteen: ‘Wil hij iets van ons? Misschien geld?’ Vaak een belangrijk aspect bij religieuze organisaties, zoals ook in de katholieke kerk, wat voor mij de hele geloofsbeleving vertroebelt; zeker wanneer het verplicht is.
Zo ook in Haridwar, waar tijdens de dagelijkse puja een van ons samen met een swami as van een overleden familielid in de Ganges wilde uitstrooien. Je moet je een stevig stromende rivier van dertig meter breed voorstellen waarbij aan de ene kant allerlei swami’s bezig waren met puja’s en aan de andere kant pelgrims zaten, die bootjes van palmbladeren met een waxinelichtje te water lieten gaan. Ondertussen probeerden kinderen een stip op je hoofd te zetten, natuurlijk voor wat geld. De swami wilde voor het verstrooien van de as geld hebben. Gelukkig was Vanamali er bij en werd kwaad, omdat hij niet om geld mocht vragen en tevreden diende te zijn met wat hij eventueel zou krijgen. Juist hier in Haridwar, een van de vier belangrijke bedevaartsplaatsen in het Hindoeïsme, had ik dit verlangen naar geld niet verwacht. Misschien naïef van me, maar ik dacht: ‘Ik ben hier op een van de belangrijkste pelgrimsoorden van India, daar gaat het toch verheven en ingetogen aan toe?’ Nee dus, het was voor mij in ieder geval duidelijk dat ik mijn eigen weg moest gaan en dat innerlijke ontwikkeling niet zo maar komt aanwaaien. Achteraf gezien had ik dat kunnen weten, het feit dat dit aanwaaien ook niet in mijn kinderjaren gebeurde toen ik elke week nog naar de kerk ging.

Dat geloof iets persoonlijks is bleek ook die keer dat we vroeg in de ochtend naar de geboorteplaats gingen van Krishna in Mathura. Onze taxichauffeur mocht volgens zijn geloof niet spreken voor negen uur. Dat deed hij zelfs niet bij het bestellen van een kopje koffie op een tussenstop, maar daarna was hij niet meer te stoppen en bleef maar doorpraten. We gingen nog even langs bij zijn leraar; maar die bleek al jaren geleden overleden te zijn en toch rolden de tranen over zijn wangen toen hij een afbeelding van zijn leraar zag.
Aangekomen bij het Shri Krishna Janma Bhumi tempelcomplex bleek het gelukkig heel rustig te zijn en konden we zo doorlopen via een lange lage donkere gang naar een kleine gevangeniscel waar Krishna geboren zou zijn. Daar stond een lingam, een langwerpige steen van vijftig centimeter hoog, die de scheppingskracht van de god Shiva symboliseert. Ik stond samen met een paar anderen stil naar die steen te kijken en dacht: ‘Is dit nu alles’? Ik werd er eerlijk gezegd niet warm of koud van. Bij een kruisbeeld van Jezus heb ik nog iets van stil respect, maar zo’n steen. Misschien komt dat ook wel doordat ik niet ben opgegroeid met de verhalen uit het Hindoeïsme. Toch heb ik bewondering voor al die Indiërs die hun geloof nog zo openlijk en vol overtuiging belijden in hun dagelijks leven. Ik zou dat niet zo kunnen. Niet waar het toewijding aan een beeld, wijze of stroming betreft. Wel waar het met aandacht leven betreft om zo beter het leven te begrijpen en daarmee vooral mijzelf.
In het stadje vlakbij de geboorteplaats van Krishna was ook een ander tempeltje, ongeveer twintig bij twintig meter, waar alleen Indiërs waren te bekennen. Op een verhoging van twee meter stond een Krishnabeeld waar de Indiërs bloemenkransen en fruit aanboden aan swami’s die het bij het beeld legden. Opeens ging het gordijn rond het beeld dicht. Ik dacht: ‘Het is zeker twaalf uur en het ritueel is afgelopen.’ Nee, vijf minuten later ging het gordijn open en Krishna had een nieuw kleed aangekregen. Ik wist uit mijn Sai Baba-reis dat de Indiërs emotioneel konden reageren, ze waren in deze kleine tempel door het dolle heen en het leek net een visafslag. Ik kon er niet de innerlijke ontwikkeling van stilte en aandacht in ontdekken waar ik naar op zoek was. Hooguit een onstuitbare toewijding aan Krishna; misschien was een dergelijke toewijding wel voldoende om je volledig over te kunnen geven aan bijvoorbeeld Krishna, God of Boeddha of om jezelf te leren kennen.

Het mediteren in de grot van Vasistha, aan de Ganges, was een belevenis. Eerst moet ik opmerken dat ik geïnitieerd was in de serene rust van een herenhuis, waarbij ik in een kamertje helemaal alleen de mantra ontving van een voor mij onbekend persoon en mij verteld werd de mantra niet hardop uit te spreken. Dit was in totale tegenstelling tot de inwijding van het meisje bij de ingang van de grot van Vasistha. Zij moest haar mantra hardop diverse keren herhalen, terwijl wij langs kwamen om de grot in te gaan. Ongeveer twintig meter liepen we de gang in en gingen zitten bij een lingam, dat in het schaarse licht eigenlijk niet goed te zien was. Het opmerkelijke was dat we dertig minuten hebben zitten mediteren en het leek alsof we na tien minuten al weer buiten stonden. De tijd was gevlogen, terwijl ik er bij was. Ik dacht: ‘Hoe kan dat? Was ik in slaap gevallen?’
Mijn hele vooroordeel over meditatie werd weer aan de kaak gesteld in de Sivananda Ashram. We zouden samen met swami Krishnananda om vijf uur in de middag gaan mediteren. De meditatie was in een klein kamertje vlak bij het ziekenhuisje van de ashram. Krishnananda zat al klaar in kleermakerszit op zijn bed met zijn hoofddoekje om, waarschijnlijk om te voorkomen dat hij oorontsteking zou oplopen door de gure wind die over de Ganges uit de Himalaya kwam. Ik vond dat maar een vreemd gezicht. Zo stelde ik mij een swami niet voor. Het was een teleurstelling. We waren nog geen vijf minuten aan het mediteren en daar begon ineens een aggregaat van het ziekenhuis te ratelen gedurende de rest van de meditatie. Ik was genezen van mijn vooroordelen dat meditatie in stilte moest gebeuren. Ik had ook altijd gedacht dat meditatie zelf tot stilte zou leiden. Niets daarvan tot nu toe. Ik vraag me weleens af wie mediteert er meer of beter? Hij die zijn mantra in het hoofd bonkend herhaalt of hij die helemaal opgaat in de muziek en voor een muziekbox staat te headbangen?

Tot slot wil ik de zevendaagse Saptaham noemen, waarin de Srimad Bhagavatam al die dagen zachtjes door twee leraren in het Sanskriet werd voorgelezen. In de Srimad staat Sri Krishna centraal, hij is de volmaakte incarnatie van Vishnu, de heerser en instandhouder van het universum.
Een swami, die we kenden van de grot van Vasistha, vertelde ondertussen in het Engels, met een en al vuur, de belangrijkste verhalen uit de Srimad. Verhalen over bijvoorbeeld de wijze Prahlada die zijn verering voor Vishnu net zo min kon stoppen als zijn ademhaling. De les van het hoertje Pingala en de redding van een hertekalfje door Bharata. Verhalen met een emotionele lading, die je het goede voorhielden of waarschuwden voor het slechte; verhalen bedoelt om je geest te zuiveren. Zeven dagen lang zaten we van zes uur in de ochtend tot zes uur ‘s avonds in een kleine kamer van Vanamali met een man of vijftien te luisteren, kort onderbroken voor een maaltijd. Eerlijk gezegd was ik er vaak in die benauwde ruimte niet altijd met mijn aandacht bij, maar soms was ik plotseling vol aandacht en hoorde ik alleen de stem van de swami en leek het alsof er verder niemand aanwezig was en ik opging in het luisteren en er alleen luisteren was. Mooi al die verhalen uit het Hindoeïsme, maar had ik er werkelijk iets van geleerd voor mijn innerlijke ontwikkeling? Nee, hooguit dat in de verhalen vaak allerlei moeilijkheden voorkwamen die een diepere betekenis bleken te hebben, maar dat hadden de sprookjes van Grimm ook. Nog steeds was ik niet verder gekomen op mijn pad van ‘Ken Uzelve’.
De Saptaham werd afgesloten met een optocht over de straat tussen de vele pelgrims naar de heilige ijskoude Ganges om daar dan drie ‘dips’ in de rivier te nemen. Vanamali hield tijdens onze tocht naar de Ganges een klein beeldje van Krishna vast op haar hoofd. Ik voelde me wel opgelaten in de optocht, maar ik schaamde me er niet voor. Misschien kwam het door mijn ervaringen met processies in mijn kindertijd.
Er wordt gezegd dat de drie ‘dips’ je geestelijk reinigen. Gelukkig was het water van de Ganges daar behoorlijk schoon omdat het zo uit de bergen kwam en zou ik in ieder geval lichamelijk gereinigd worden. ‘Word ik nu ook innerlijk gereinigd?’ vroeg ik mij af.

Deze pelgrimages naar India hebben me veel van de schoonheid van de rituelen uit het Hindoeïsme laten zien, maar niet de kennis en concepten van de advaita vedanta dichterbij gebracht.
Ook de toewijding van de mensen en de grote verscheidenheid aan religies waren in mijn gedachten blijven hangen. Swami’s bleken gewone mensen met een eigen karakter en opvattingen, misschien waren ze gerealiseerd, voor mij was dat niet te zien. Mijn ervaringen met meditatie in de grot en met de swami had haar minder mystiek gemaakt en was meer een oefening in aandacht voor de mantra geworden.
Toch had ik het gevoel dat dit alles mij niet dichter bij mijn wezen had gebracht.
Het werd me langzamerhand duidelijk dat ik mijn eigen pad moest gaan. Een pad, waarbij ‘Werk is meditatie’ mij het meeste aanspreekt, maar wat betekent meditatie in deze zin? Een startpunt om dit te ontdekken is in ieder geval het werken met het aandacht richten op het werk.