Het regent al dagenlang. Door het raam van mijn slaapkamer zie ik de regendruppels naar beneden vallen. Het doet me wat. Misschien komt dat door de regelmaat waarmee de druppels vallen. Ze vallen naar beneden tegen een lichtblauwe lucht als een fijn lintgordijn waar geen einde aan lijkt te komen.
Uiteindelijk zie ik de druppels op het asfalt vallen en weer uit elkaar vallend omhoog spetteren. Het is vanachter mijn raam een onhoorbaar schouwspel van de natuur.
Ik vraag me af wat me zo roert. In ieder geval is er de stilte en ga ik op in het alleen maar kijken naar de doorzichtige druppels. Ik heb er geen woorden voor. Ik ben mij niet meer bewust van mijzelf en blijft slechts in verwondering kijken.
Vrienden
Hans en Egbert, twee vrienden, maken een wandeling in het bos en ze zien een paar jonge hertjes door het struikgewas lopen. Hans vraagt aan Egbert: ‘Wat voor dier zou jij willen zijn?’ ‘Volgens de horoscoop ben ik een leeuw, maar dat is niet het dier dat ik zou willen zijn. Een koe lijkt mij een mooi dier.’ antwoord Egbert. ‘Bedoel je zo’n koe die het hele jaar op stal staat en door een melkrobot automatisch wordt gemolken en tegelijkertijd zijn afgemeten eten krijgt?’, vraagt Hans. ‘Nee, meer een koe die lekker stil in de wei ligt te herkauwen en het groene gras klein houdt’, legt Egbert uit. Ad-rem reageert Hans, ‘Meer een filosoof op een gazonnetje dan een harde werker die wordt uitgemolken tot op het bot?’